Normaal maken wat niet normaal is
Iedereen weet dat het belangrijk is om genoeg groente en fruit te eten. Dat wordt heel normaal gevonden. Wat veel mensen niet weten, is dat ons lijf uit deze plantaardige voeding zelf allerlei belangrijke stoffen kan maken – precies in de hoeveelheden die we nodig hebben, op een veilige en natuurlijke manier. Dat geldt ook voor vitamine A.
Ons lichaam kan dat zelf aanmaken in de vorm van retinal, en dat doet het op een slimme en goed gecontroleerde manier. De grondstof hiervoor is bètacaroteen – een natuurlijke kleurstof die voorkomt in bijna alle groenten en fruit. Het bètacaroteen wordt omgezet in retinal, een vorm van vitamine A die belangrijk is voor onder andere je zicht (het netvlies, of “retina”). Die retinal kan daarna nog worden omgezet in retinol (de transportvorm) of in retinezuur, dat invloed heeft op hoe onze genen actief zijn (genexpressie).
De omzetting gebeurt met behulp van een speciaal enzym, BCO1, dat het bètacaroteenmolecuul precies doormidden knipt. Zo ontstaan er twee moleculen retinal. Klik op het plaatje hieronder om te zien hoe dat proces eruitziet.
Niet alleen maakt ons ons lijf gewoon zelf vitamine A aan, het maakt alleen zoveel retinal aan als nodig is. Zodra je voldoende vitamine A hebt, wordt het enzym minder actief, en wordt er dus minder bètacaroteen omgezet. Zo ontstaat er geen overschot en stapelt het niet op in je lever. Dat gebeurt wel als er ook nog vitamine A binnenkomt via de voeding.
Daarom is het eigenlijk niet nodig – en zelfs niet verstandig – om vitamine A binnen te krijgen via supplementen of dierlijke producten. In die vormen (retinol en retinyl-esters) kan vitamine A zich namelijk opstapelen in ons lichaam, vooral in de lever. Dat is belastend, omdat het lichaam de overtollige vitamine A moeilijk kan afvoeren.
Als dit stapelen jarenlang gebeurt, dan kan het gehalte vitamine A in je bloed steeds verder oplopen. Dat lijkt misschien geen probleem, maar een te hoge waarde kan uiteindelijk invloed hebben op hoe je genen werken. En dat kan op lange termijn schadelijk zijn voor je gezondheid.
Zoals je in het schema kunt zien, is het helemaal niet nodig om retinol of retinyl-esters binnen te krijgen – stoffen die overigens vaak uit petroleum worden gemaakt. Als er toch extra retinol via voeding of supplementen binnenkomt, moet dat allemaal worden verwerkt door de lever. Maar de lever kan maar een beperkte hoeveelheid kwijt via de gal. Alles wat te veel is, blijft achter en stapelt zich op in de lever.
Al vanaf de babyvoeding
Met het onderstaande plaatje probeer ik duidelijk te maken wat er in ons lijf gebeurt. We worden geboren met een schone, gezonde lever. Maar al vanaf het prille begin krijgen we vitamine A binnen, die vaak kunstmatig is gemaakt en wordt toegevoegd. Die synthetische retinyl-esters zitten bijvoorbeeld in alle babyvoeding, als retinylacetaat of retinylpalmitaat. Vanaf dat moment begint het stapelen in de lever.
Dat ophopen gaat ons hele leven door. Het gebeurt langzaam en meestal zonder dat we het merken. Maar juist daardoor kan het op de lange termijn onze gezondheid ongemerkt ondermijnen. Zolang je aan de linkerkant blijft van het continuüm vangt de lever het overschot nog op. Maar langzaam raakt de lever steeds voller. Ook in het bloed loopt langzaam de waarde op. Zou je dat dan kunnen zien als je het bloed test? Ja, dat kan!
Waarom de vitamine A-test zelden wordt gedaan
Gespecialiseerde laboratoria kunnen het gehalte aan vitamine A (in de vorm van retinol) in je bloed nauwkeurig meten. In de spreekkamer heet dit simpelweg een vitamine A-test. Toch zal een arts deze test niet snel aanvragen. Waarom? Omdat het vaak als goedkoper en praktischer wordt gezien om bij een vermoeden van een tekort gewoon een supplement voor te schrijven, zonder eerst te meten.
Dat klinkt misschien vreemd, maar in de medische wereld wordt vaak gedacht in tekorten, zelden in “tevelen”. En dus wordt er automatisch “voor de zekerheid” aangevuld, om tekorten te voorkomen. Bij een stof als vitamine A, waarvan inmiddels bekend is dat een teveel schade kan aanrichten, is dat riskant.
Zelf verantwoordelijkheid nemen
Steeds meer mensen beseffen dat ze zélf verantwoordelijkheid kunnen nemen voor hun gezondheid. Je hoeft daarvoor niet altijd afhankelijk te zijn van een arts. Zelfs een vitamine A-test kun je tegenwoordig laten doen via gespecialiseerde laboratoria, zonder toestemming of oordeel van een dokter. Toen ik zelf op zoek ging naar die mogelijkheden, stuitte ik op iets opvallends: elk laboratorium vermeldt zijn eigen referentiewaarden – dat zijn de grenzen waarbinnen een vitamine A-waarde als “normaal” wordt gezien. Meestal gaat het om het bereik waarin de waarden van 95% van de zogenoemd gezonde mensen vallen.
Maar die referentiewaarden verschillen van lab tot lab en van land tot land. Wat bij het ene lab of ziekenhuis nog als normaal wordt beschouwd, is bij het andere lab een tekort. En ook de hogere waarden vinden sommige laboratoria nog “normaal”, terwijl diezelfde waarde elders als toxisch wordt bestempeld. In Nederland wordt voor vitamine A een streefwaarde gehanteerd.
De Nederlandse streefwaarde
Volgens de NVKC (Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde) ligt de streefwaarde voor vitamine A tussen de 1,0 en 2,2 micromol/L. Die waarde lijkt bewust ergens in het midden van de normaalwaarden te zijn gekozen, als een soort veilige marge. Maar dat roept de vraag op: veilig voor wie?
Het tijdschrift Huisarts en Wetenschap omschrijft een streefwaarde als “een waarde waarboven of -onder het risico op complicaties laag is”. Met andere woorden: een streefwaarde wordt gezien als een niveau dat past bij een goede gezondheid. Deze benadering lijkt vooral te zijn gebaseerd op statistiek, op associaties. Niet op inzicht in de biologische processen en effecten achter die vitamine A-waarden. Hoe gezond zijn die mensen daadwerkelijk?
Wat me verder opviel, is dat sommige laboratoria referentiewaarden uitsplitsen per leeftijdscategorie. Die waarden lopen meestal op naarmate de leeftijd toeneemt. Dat lijkt erop te wijzen dat retinol zich inderdaad in de loop van het leven ophoopt in het lichaam. Toen ik gegevens van een stuk of zeven van zulke labs had verzameld, heb ik ze in een grafiek gezet met trendlijnen. En wat bleek? Die trend bevestigt duidelijk de geleidelijke stijging van de “normale” retinolwaarden door de jaren heen. Van de “gezonde mensen” die nog aan de linkerkant van de denkbeeldige lijn in het plaatje hierboven zitten.
Alles bij elkaar genomen lijkt het me niet logisch dat we het normaal vinden dat retinol zich jarenlang ophoopt in onze lever, terwijl we afwachten tot er iets misgaat. En als dat moment komt, dat we naar de dokter gaan, waar dan vooral wordt gekeken naar welk symptoom kan worden bestreden, in plaats van naar de onderliggende processen die eraan voorafgingen. Dat voelt als een gemiste kans voor echte preventie en inzicht in de oorzaak. Hoog tijd om te vitaminderen! 💪💪💪